Terug naar de lijst

STARTVERGRENDELING

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5

Dit systeem voorkomt dat de motor kan worden gestart door iemand die niet beschikt over de startcode-contactsleutel.

De auto wordt na het stoppen van de motor automatisch beveiligd.

De werking van het systeem

Bij het starten van de motor gaat het controlelampje 1 enkele seconden continu branden en dooft daarna (raadpleeg de paragraaf “Starten, stoppen van de motor” in hoofdstuk 2).

Als het signaal niet geaccepteerd wordt, gaat het controlelampje snel knipperen en kunt u de auto niet starten.

Indicatie van de beveiliging

Na het stilzetten van de motor, knippert het controlelampje 1 en is de auto beveiligd.

Waarschuwingslampje storing

Als het lampje na een startpoging blijft knipperen of permanent blijft branden, wijst dit op een storing in het systeem.

Gebruik in dat geval de tweede sleutel (geleverd bij de auto). Raadpleeg als het probleem aanhoudt uw merkdealer. Hij is de enige die aan de startvergrendeling mag werken.

Het kan gevaarlijk zijn om werkzaamheden uit te voeren aan het systeem van de startvergrendeling (rekeneenheid, bedrading enz.). Dit mag alleen door deskundig personeel van de merkdealer worden gedaan.

Wanneer de startvergrendeling ingeschakeld is, kan de handrem niet vrij worden gezet.