Storingen

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5

Storingen

Onderstaande aanwijzingen helpen u eventuele storingen snel, maar voorlopig, te verhelpen. Laat de auto echter wel zo spoedig mogelijk door een merkdealer nakijken.
STORINGEN
MOGELIJKE OORZAKEN
WAT TE DOEN
De tractiebatterij kan niet worden opgeladen.
Het waarschuwingslampje van de oplaadklep knippert rood.
De buitentemperatuur is minder dan -26 °C.
Laad uw auto weer op een gematigde plek op. Indien nodig SLEPEN.
Er zit geen stroom op de wandcontactdoos of de kabel is niet goed aangesloten.
Laat uw installatie controleren (hoofdschakelaar, programmeerapparaat...).
Controleer de aansluitingen (laadcontact enz.) ELEKTRISCHE AUTO.
Het snoer is defect.
Raadpleeg een merkdealer voor een vervangend exemplaar.
De tractiebatterij kan niet worden opgeladen.
Het waarschuwingslampje van de oplaadklep knippert blauw.
Het laadsnoer is niet correct op de auto aangesloten.
Sluit de laadkabel goed aan op de auto ELEKTRISCHE AUTO.
STORINGEN
MOGELIJKE OORZAKEN
WAT TE DOEN
De kaart kan geen portieren ontgrendelen of vergrendelen.
Batterij van de card leeg.
Vervang de accu of laat deze vervangen. U kunt nog steeds uw auto vergrendelen/ontgrendelen PORTIEREN VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN en STARTEN, STOPPEN VAN DE MOTORstarten.
Gebruik van apparaten die op dezelfde frequentie als de afstandsbediening werken (mobiele telefoon, enz.).
Gebruik deze apparaten niet langer of gebruik de ingebouwde sleutel PORTIEREN VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN.
De auto bevindt zich in een sterk elektromagnetisch veld.
Ontladen 12 V-hulpaccu.
Gebruik de sleutel die in de kaart is ingebouwd PORTIEREN VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN.
Desynchronisatie van de kaart.
Ontgrendel de bestuurdersdeur door de sleutel die in de kaart is ingebouwd in het deurslot PORTIEREN VERGRENDELEN, ONTGRENDELENte steken, plaats de kaart vervolgens op het plaatsingsgebied STARTEN, STOPPEN VAN DE MOTOR en druk op de " START " om de kaart te synchroniseren.
De melding "Plaats de kaart bij de START-knop" verschijnt op het instrumentenpaneel.
De kaartaccu is leeg of de kaart is niet synchroon.
Controleer de accustatus van de kaart of plaats de kaart in het gebied STARTEN, STOPPEN VAN DE MOTOR.
STORINGEN
MOGELIJKE OORZAKEN
WAT TE DOEN
Het sturen gaat zwaar.
Oververhitting van de bekrachtiging.
Rijd voorzichtig bij lage snelheid, let op de kracht die u moet zetten op het stuurwiel om de wielen te draaien.
Probleem met de elektrische bekrachtigingsmotor.
Storing in het hulpsysteem.
Ga naar een merkdealer.
Elektrische apparaten
MOGELIJKE OORZAKEN
WAT TE DOEN
Trillingen.
Banden te zacht, beschadigd of uit balans.
Controleer de bandenspanning. Als deze goed is, laat de staat van de banden dan door een merkdealer controleren.
De ruitenwissers werken niet.
Ruitenwisserbladen kleven.
Maak de wisserbladen los van de ruit.
Zekering ruitenwisser doorgebrand.
Ga naar een merkdealer.
Zekering ruitenwisser achter doorgebrand (interval, rustcontact).
Vervang de zekering of laat deze vervangen ZEKERINGEN.
Ruitenwissermotor defect.
Ga naar een merkdealer.
De ruitenwisser stopt niet.
Elektrische verstelling defect.
Ga naar een merkdealer.
Knipperfrequentie te hoog.
Defecte lamp.
Ga naar een merkdealer.
De knipperlichten werken niet.
Aan één kant:
Defecte lamp.
Ga naar een merkdealer.
aan twee kanten:
  • zekering doorgebrand;
Vervang de zekering of laat deze vervangen ZEKERINGEN.
  • Elektrische installatie of schakelaar defect.
Te vervangen: raadpleeg een erkende dealer.
Elektrische apparaten
MOGELIJKE OORZAKEN
WAT TE DOEN
De koplampen
werken niet meer.
Aan één kant:
  • Defecte lamp;
Ga naar een merkdealer.
  • draad los of stekker niet goed aangesloten.
Ga naar een merkdealer.
Aan twee kanten:
Zekering beschadigd.
Vervang de zekering of laat deze vervangen ZEKERINGEN.
De koplampen blijven branden.
Elektrische verstelling defect.
Ga naar een merkdealer.
Condens in de koplampen of achterlichten.
Condens is een normaal verschijnsel dat door variaties in temperatuur en vochtigheid kan worden veroorzaakt.
In dat geval verdwijnen de sporen geleidelijk aan als de lichten branden.
 
Gestopt
MOGELIJKE OORZAKEN
WAT TE DOEN
De airconditioning en ventilator worden ingeschakeld nadat het contact is uitgeschakeld of wanneer het voertuig wordt opgeladen.
Dit hoeft niet per se een storing te zijn, de aircocompressor en de ventilator gaan aan om de temperatuur van het systeem te regelen als de buitentemperatuur laag is.
 
De aircocompressor en de ventilator worden bij uitgeschakeld contact langer dan 30 minuten ingeschakeld.
Ga naar een merkdealer.
De programmeerbare airconditioning werkt niet.
Er is niet aan een van de gebruiksvoorwaarden voldaan (de tractiebatterij wordt niet opgeladen ...).
De airco- en verwarmingsfuncties in het passagierscompartiment worden uitgeschakeld zonder dat de gebruiker iets doet, zelfs als de batterij voldoende is opgeladen.
Dit is niet per se een storing; het systeem wordt standaard uitgeschakeld om de batterij te sparen of het opladen te optimaliseren.
Druk op de Start-knop zonder het rempedaal in te trappen om naar de modus voor langere gebruiksduur te gaan. De airco stopt toch na een paar minuten.
U kunt het systeem altijd opnieuw activeren via de aircoknoppen HANDBEDIENDE AIRCONDITIONINGAUTOMATISCHE AIRCONDITIONING.
Elektrische storing.
Ga naar een merkdealer.