Terug naar de lijst
Parkeerhulp
Parkeerhulp
WAARSCHUWING
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden.
Deze functie kan nooit de oplettendheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder
vervangen bij het achteruit manoeuvreren.
De bestuurder moet altijd bedacht zijn op plotselinge gebeurtenissen tijdens het rijden:
let dus bij het manoeuvreren altijd op uw blinde hoek en kijk of daar geen kleine,
smalle obstakels (zoals een kind, dier, kinderwagen, fiets, steen, paaltje, enz.)
zijn.
WAARSCHUWING
Bij het manoeuvreren kan de auto aan de onderkant ergens tegenaan rijden (bijvoorbeeld
contact met een paaltje, een trottoir of ander stadsmeubilair) en daardoor beschadigd
raken (bijvoorbeeld vervorming van een as).
Om ieder risico van een ongeluk te voorkomen, moet u uw auto door een merkdealer laten
controleren.
De werking van de startvergrendeling
Er zijn ultrasone detectoren, aangeduid met de pijlen 1, gemonteerd in de achterbumper (en in de voorbumper, afhankelijk van de auto) om
de afstand tussen de auto en een obstakel te meten.
Deze meting vertaalt zich in geluidssignalen waarvan de frequentie toeneemt naarmate
het obstakel dichterbij komt, totdat het een continu geluid wordt als het obstakel
ongeveer 30 cm van de auto verwijderd is.
Het systeem detecteert obstakels voor, achter en naast de auto.
Het systeem van de parkeerhulp wordt pas ingeschakeld als de auto langzamer dan ongeveer
10 km/uur rijdt.
Het systeem houdt geen rekening met sleep- of draagsystemen die niet door het systeem
worden herkend.
Locatie van de ultrasone sensoren 1
Zorg ervoor dat de ultrasoonsensoren, aangeduid door de pijlen 1, niet worden afgedekt (door vuil, modder, sneeuw, een slecht gemonteerde kentekenplaat),
geraakt, aangepast (inclusief lakwerk) of belemmerd door een accessoire aan de voorkant
of (afhankelijk van het voertuig) de achterkant of zijkanten van uw voertuig.
Opmerking: de display 2 toont de omgeving van de auto en geeft geluidssignalen.
Als alle zones een grijze achtergrond hebben, wordt de volledige zone rond van de
auto bewaakt.
Werkzaamheden
Het systeem detecteert de meeste obstakels achter en, afhankelijk van de auto, vóór
de auto.
Afhankelijk van de afstand tot het obstakel zal de frequentie van het geluidssignaal
toenemen als het obstakel dichterbij komt en overgaan in een ononderbroken geluidssignaal
op een afstand van ongeveer 30 cm van het obstakel achter of, afhankelijk van de auto,
vóór de auto. De zones worden aangegeven op de display 2.
Opmerking: als de rijrichting verandert tijdens een manoeuvre, wordt het risico op een botsing
met een obstakel mogelijk te laat gesignaleerd.
Uitschakelen van het systeem
Auto's met een multimediasysteem
Selecteer op het multimediascherm 3 het menu "Instellingen", "Voertuig", "Parkeerhulpen", en selecteer vervolgens "ON
" of " OFF
" om de Parkeerhulp in of uit te schakelen.
Auto's zonder multimediasysteem
Druk, terwijl de auto stationair draait, op de knop 5 voor het uitschakelen van het systeem.
Het waarschuwingslampje 4 verschijnt om aan te geven dat het systeem is uitgeschakeld.
Bij opnieuw indrukken schakelt het systeem weer in en dooft het lampje.
Parkeerhulp handmatig uitschakelen
Schakel de volgende functie uit:
- Als er vóór de ultrasone sensoren een trekhaak of een aanhanger- of laadsysteem zit dat niet door het systeem wordt herkend;
- bij schade aan de ultrasone sensoren.
Automatisch uitschakelen van de parkeerhulp
Het systeem schakelt uit:
- als de auto sneller rijdt dan ongeveer 10 km/u;
- afhankelijk van het voertuig, als het voertuig langer dan ongeveer vijf seconden stilstaat en er een obstakel is gedetecteerd (bijvoorbeeld in een file, enz.);
- wanneer het voertuig in neutraal staat voor een handgeschakelde versnellingsbak of in N stand voor een sequentiële versnellingsbak;
- wanneer een bedieningsfout wordt gedetecteerd.
Let op: als het voertuig is uitgerust met een trekhaak die door het systeem wordt herkend,
wordt alleen de parkeerhulp achter uitgeschakeld.
Storingen
Als het systeem een storing signaleert, verschijnt afhankelijk van de auto het bericht
"Controleer Parkeerhulp" op het instrumentenpaneel, samen met het waarschuwingslampje en een pieptoon klinkt ongeveer drie seconden. Ga naar een erkende
dealer.
Raad
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
- In geval van een botsing kan de uitlijning van de sensoren mogelijk worden gewijzigd, waardoor deze wellicht niet meer naar behoren werken. Schakel de functie uit en neem contact op met een erkende dealer.
- Alle werkzaamheden in de buurt van de opname-elementen (reparaties, vervangingen enz.) moeten worden uitgevoerd door een vakman.
Enkel een erkende dealer mag aan het systeem werken.
Storingen van het systeem
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem verstoren of de correcte werking ervan
verhinderen, bijvoorbeeld:
- slechte weersomstandigheden (regen, sneeuw, hagel, ijzel, enz.);
- blootstelling aan sterke elektromagnetische golven (onder hoogspanningsleidingen, enz.);
- sommige soorten geluid (motorfiets, vrachtwagen, pneumatische boormachine enz.).
- montage van een niet-compatibele trekhaak of trekhaak;
- ...
Risico van vals alarm of afwezigheid van waarschuwingen
Als het systeem abnormaal werkt, schakelt u dit uit en raadpleegt u een erkende dealer.
Raad
Beperkingen voor de werking van het systeem
- De zone rond de opname-elementen moet schoon blijven en mag niet worden gewijzigd, om de goede werking van het systeem te waarborgen.
- Kleine voorwerpen die dichtbij de auto bewegen (motoren, fietsen, voetgangers, enz.) worden mogelijk niet door het systeem herkend.
- Het systeem detecteert mogelijk geen objecten die zich te dicht bij het voertuig bevinden.
- Het systeem geeft wellicht geen waarschuwing als de andere auto's of objecten een snelheid hebben die aanzienlijk verschilt van de uwe.
- Als u tijdens een manoeuvre van richting verandert, kan dit het melden van obstakels vertragen.
- Als de auto een aanhanger trekt, moet het parkeerhulpsysteem achter worden uitgeschakeld.
Uitschakelen van de functie
Schakel de functie uit indien:
- de omgeving rond de sensoren beschadigd is;
- het voertuig is uitgerust met een trekhaak die niet door het systeem wordt herkend (elektrische adapter, kogel, haak, enz.).