Terug naar de lijst

Detectie bestuurdersalertheid

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5

Detectie bestuurdersalertheid

De detectie bestuurdersalertheid is een functie die het gedrag van de bestuurder analyseert (rijstijl, besturing van het voertuig, enz.) en waarschuwt als er een risico is op in slaap vallen.
Het houdt rekening met aanwijzingen zoals:
  • stuurwielbeweging;
  • acties van de bestuurder op andere systemen (richtingaanwijzers, rempedaal enz.)
WAARSCHUWING
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden, in geval van vermoeidheid. Deze functie neemt niet de taak van de bestuurder over.
In geen geval kan deze functie de oplettendheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder tijdens het rijden vervangen.

Werkzaamheden

De functie is gereed om te waarschuwen als:

  • er enkele minuten zijn verstreken sinds de laatste stop van de auto;
  • de auto harder rijdt dan ongeveer 70 km/u;
Als er een signaal is van vermoeidheid of verminderde aandacht, wordt de melding "Detectie waakzaamheid bestuurder: neem een pauze" weergegeven op het instrumentenpaneel 2samen met een pieptoon.
Druk op schakelaar 1OK om de waarschuwing te wissen. Het is raadzaam om zo snel mogelijk te stoppen voor een pauze.
Na het verwijderen van het bericht blijft het systeem waakzaam en geeft het indien nodig een nieuwe waarschuwing.
Raad
De detectie bestuurdersalertheid bewaakt voortdurend de aandacht van de bestuurder en kan per rit meerdere waarschuwingen geven.
Het systeem wordt elke keer dat de motor wordt gestart gereset.

Inschakelen/uitschakelen

Waarschuwingen kunnen worden gedeactiveerd of geactiveerd vanuit de modus "Aangepast" van de functie "Mijn veiligheid".
Opmerking: wanneer de waarschuwingssignalen zijn gedeactiveerd, blijft het systeem de vermoeidheidstoestand van de bestuurder beoordelen.
Raad
Vervolgens, afhankelijk van de tijdsduur na de laatste keer dat de motor is gestopt, worden de waarschuwingen opnieuw geactiveerd:
  • bij het ontgrendelen van de auto
of
  • bij het openen van een portier;
of
  • bij het opnieuw starten van de motor.
Raad
Wanneer de waarschuwingssignalen zijn gedeactiveerd, blijft het systeem de vermoeidheidstoestand van de bestuurder beoordelen.

Waarschuwingen activeren en deactiveren via de knop "Mijn veiligheid" 1

De waarschuwingen kunnen worden gedeactiveerd of geactiveerd vanuit de modus "Aangepast" van de functie "Mijn veiligheid" MY SAFETY.
Als de waarschuwingen eerder zijn gedeactiveerd met behulp van de modus "Aangepast":
  • om de waarschuwingen uit te schakelen, drukt u twee keer op de knop 1. Het controlelampje van de toets 1 dooft.
  • om de waarschuwingen opnieuw te activeren, drukt u één keer op de knop 1. Het controlelampje in de knop 1 licht op.

De waarschuwingen in-/uitschakelen via het multimediascherm 2

Zie de multimedia-instructies voor het in-/uitschakelen van de waarschuwingen.
Selecteer ON of OFF.

De waarschuwingen in-/uitschakelen via de boordcomputer 3

Bij stilstaande auto, om de waarschuwing te deactiveren/activeren:
  • druk, afhankelijk van de auto, zo vaak als nodig kort op de schakelaar 4 om het tabblad "" of, afhankelijk van de auto "" te openen;
of
  • druk op schakelaar 4 en herhaaldelijk op schakelaar 5 of 6 om naar het tabblad  menu te gaan;
  • druk afhankelijk van de auto op de schakelaar 7OK;
  • druk herhaaldelijk op schakelaar 5 of 6 om naar het menu te gaan, druk vervolgens op de schakelaar 7OK;
  • druk herhaaldelijk op schakelaar 5 of 6 om naar het menu "RIJHULPEN" te gaan, druk vervolgens op de schakelaar 7OK;
  • druk herhaaldelijk op knop 5 of 6 om naar het menu "Waarschuwing waakzaamheid bestuurder" te gaan en druk vervolgens op de schakelaar 7OK;
  • druk nogmaals op schakelaar 7OK om de waarschuwing te activeren of te deactiveren:
    • waarschuwing geactiveerd;
    • waarschuwing gedeactiveerd.

Beperkingen van de werking van het systeem

Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem verstoren of de correcte werking ervan verhinderen, bijvoorbeeld:
  • bepaalde rijstijlen (onjuist rijgedrag enz.);
  • rijden op een weg in slechte staat;
  • sterke zijwind;
  • de klok is verkeerd geconfigureerd (afhankelijk van het voertuig) KLOK EN BUITENTEMPERATUUR;
  • kronkelende wegen;
  • tractie van de aanhangwagen.

Storingen

Als het systeem een storing signaleert, verschijnt het waarschuwingslampje in combinatie met het bericht "Vermoeidh.detect controleren" op het instrumentenpaneel 1.
Laat het systeem door een merkdealer controleren.