KINDERZITJES: bevestiging met autogordel

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5

In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de volgende bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschriften.

Uitvoering vijf zitplaatsen

Type kinderzitje

Gewicht van het kind

Zitplaats voorin passagier

Zitplaatsen achter aan de zijkanten

Achterplaats midden

Met airbag uitgeschakeld

Met ingeschakelde airbag

Reiswieg dwars

Groep 0

< tot 10 kg

X

X

U (2)

U (2)

Kuipzitje achterstevoren geplaatst

Groepen 0 of 0 +

< tot 10 kg en tot < 13 kg

U (1) (5)

X

U (3)

U (3) (6)

Kuipzitje/kinderzitje achterstevoren

Groepen 0 + en 1

< tot 13 kg en 9 tot 18 kg

U (1) (5)

X

U (3)

U (3) (6)

Kinderzitje vooruit geplaatst

Groep 1

9 tot 18 kg

U (5)

X

U (4)

U (4) (6)

Zittingverhoger

Groepen 2 en 3

15 tot 25 kg en 22 tot 36 kg

U (5)

X

U (4)

U (4)

(1) KANS OP DODELIJK OF ERNSTIG LETSEL: controleer nadat u een kinderzitje achterstevoren op deze stoel plaatst of de airbag aan passagierszijde voorin is uitgeschakeld PASSAGIERDETECTIESYSTEEM KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen passagier voorin airbag.

X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.

U = Plaats toegestaan voor bevestiging met autogordel van een kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel” voor deze leeftijdscategorie; controleer of het gemonteerd kan worden.

(2) Een reiswieg wordt dwars in de auto geïnstalleerd en neemt ten minste twee zitplaatsen in beslag. Plaats het hoofd van het kind richting de binnenkant van de auto.

(3) Zet de stoel van de auto indien nodig zo ver mogelijk naar achteren. Om een kinderzitje achterstevoren te installeren, zet u de voorstoel van de auto zo ver mogelijk naar voren. Zet daarna de voorstoel zo ver mogelijk terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.

(4) Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van de stoel achteraan waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje plaatst. HOOFDSTEUN ACHTER. Schuif de stoel vóór het kind naar voren, zet de rugleuning naar voren om contact tussen de stoel en de benen van het kind te voorkomen.

(5) Zet de stoel van de auto zo ver mogelijk naar achteren en zo hoog mogelijk en zet de rugleuning licht schuin (ongeveer 25°).

(6) LEVENSGEVAAR OF RISICO OP ERNSTIG LETSEL: een kinderzitje met een vloersteun mag nooit worden geplaatst.

³ Controleer de staat van de airbag voordat u een passagier laat plaatsnemen of een kinderzitje installeert.

² Plaats verboden voor het installeren van een kinderzitje.

Kinderzitje bevestigd met behulp van de gordel

¬ Plaats toegelaten voor de bevestiging met de gordel van een als “Universeel” goedgekeurd zitje.

KANS OP DODELIJK OF ERNSTIG LETSEL: controleer nadat u een kinderzitje achterstevoren op deze stoel plaatst of de airbag aan passagierszijde voorin is uitgeschakeld PASSAGIERDETECTIESYSTEEM KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen passagier voorin airbag.

Door het gebruik van een niet bij de auto passend kinderveiligheidssysteem wordt de baby of het kind niet correct beschermd. Het kan ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen.

Controleer of uw kind altijd vastzit en het harnas of de gordel correct is afgesteld en aangepast AUTOGORDELS.

Pas indien nodig de zitpositie aan.

Monteer geen kinderzitje als de grote rugleuning is neergeklapt.