INRIJDEN, CONTACTSLOT

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5

Rijd de eerste 1500 km niet sneller dan ongeveer 90 km/uur in de hoogste versnelling, met een toerental lager dan 2500 tr/min. Daarna kunt u sneller rijden, maar de motor bereikt zijn volle vermogen pas na 6000 km.

Trek tijdens het inrijden nooit snel op. Als de motor nog koud is mag u hem in de lagere versnellingen nooit met een hoog toerental laten draaien.

Onderhoudsbeurten: raadpleeg het onderhoudsdocument van de auto.

Opmerking: bij een nieuwe auto in de inrijfase kan het koelvloeistofpeil hoger zijn dan de markering “MAXI” op de tank; later kan dit zakken naar een peil tussen “MINI“ en “MAXI“. Dit levert geen risico op.

Startschakelaar

Stand St: “Stop en stuurslot”

Als u de sleutel uit het slot trekt en het stuur draait, hoort u een klik: de stuurinrichting is nu vergrendeld.

Bij het vrijzetten van het stuurslot draait u het stuur iets heen en weer bij het verdraaien van de sleutel.

Stand A: “Accessoires”

Het contact staat af maar de accessoires, bijvoorbeeld de radio, kunnen worden gebruikt.

Stand M: “Contact aan”

Met het contact aan, wordt de motor voorverwarmd.

Stand D: “Starten”

Indien de motor niet aanslaat, moet u de contactsleutel terug draaien tot de controlelampjes uit gaan voor u opnieuw kunt starten. Laat de sleutel los zodra de motor aanslaat.

N.B.: er kunnen enkele secondes verstrijken tussen het draaien van de sleutel en het starten van de motor om de motor voor te verwarmen.

Bijzonderheid van auto’s met een robotversnellingsbak

Druk het rempedaal in, selecteurhendel in stand N.

N.B.: Als een andere versnelling dan neutraal wordt weergegeven, knippert deze, en kunt u pas starten nadat u het rempedaal heeft ingedrukt, en met de sleutel in de startstand.

In de stand “Accessoires” of “Contact aan”, kunnen de accessoires van uw auto automatisch uitschakelen naargelang de laadtoestand van de accu, om te voorkomen dat deze totaal ontlaadt.