Terug naar de lijst

KOPLAMPEN AFSTELLEN

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5

Met de draaiknop 1 kan de stand van de koplampen aangepast worden aan de belading van de auto.

Als u deze knop 1 omlaag draait dan gaan de lichtbundels naar beneden; draait u de knop omhoog dan gaan de lichtbundels ook omhoog.

Onbelast moet de draaiknop 1 op 0 staan.

Als de auto gedeeltelijk of vol belast is, moeten de lichtbundels van de koplampen worden afgesteld zodat de weg tussen 50 en 100 meter wordt verlicht. Gebruik dan de standen 1 t.e.m. 4 van de draaiknop.

A Verkeerde afstelling: de lichten schijnen te ver en kunnen verblinden. Draai de kartelknop omlaag om de lichtbundel lager te zetten.

B Goede afstelling: de lichtbundel schijnt maximaal tussen 50 en 100 meter ver.

Wanneer u links rijdt met een auto met de bestuurdersstoel aan de linkerkant (of andersom), bent u verplicht om tijdens uw verblijf de lichten tijdelijk af te stellen.

Tijdelijke afstelling

Open de motorkap en zoek de markering B nabij een van de koplampen.

Draai voor elke koplamp de schroef 1 met een schroevendraaier een kwartslag naar de - om de koplampen te laten zakken.

Plaats de schroef na uw verblijf opnieuw in de oorspronkelijke stand: draai de schroef 1 een kwartslag naar de + om de koplampen te laten stijgen.