GEREEDSCHAP

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5

De aanwezigheid van de gereedschappen in de gereedschapset A B of C is afhankelijk van de auto.

Let op, dat u na gebruik het gereedschap goed opbergt.

De gereedschapset B zit in de bak onder het reservewiel

De gereedschapsset C bevindt zich op de wand van het opbergvak.

Hendel 1

Hiermee kunt u het sleepoog los- of vastdraaien 5.

Krik 2

Vouw hem correct in voordat u hem in zijn houder plaatst (let op dat u de hendel goed terugplaatst).

Wieldopsleutel 3

Hiermee kunt u de wieldoppen verwijderen.

Wielboutgeleider 4

Voor het loszetten van het laatste stuk of het vastzetten van het eerste stuk van de wielbouten.

Sleepoog 5

SLEPEN: pechhulp

Wielmoersleutel 6

Hiermee draait u de wielbouten en het sleepoog 5 los en zet u deze weer vast.

Laat nooit gereedschap in de auto rondslingeren. Dit is ge- vaarlijk als u plotseling moet remmen. Plaats na gebruik de gereedschappen weer goed in hun steun en berg deze correct op in zijn houder: risico van verwonding.

Als het reservewiel is geleverd met bouten, mag u deze bouten uitsluitend voor het reservewiel gebruiken.

Gebruik de krik alleen voor het verwisselen van een wiel. De krik mag nooit als steun bij werkzaamheden onder de auto worden gebruikt.