DISPLAYS EN METERS

Instrumentenpaneel A
het licht op zodra het bestuurdersportier wordt geopend. Het oplichten van sommige controlelampjes gaat vergezeld van een boodschap.
Bij een auto met een multifunctioneel bedieningsscherm kunt u de inhoud en kleuren van het instrumentenpaneel naar wens aanpassen.
Selecteer op het multimediascherm “Systeem” en vervolgens “Gebruikersprofiel”. Raadpleeg het instructieboekje voor de uitrusting.

Toerenteller 1
(schaalverdeling × 1000)
Snelheidsmeter 2
Deze wordt op een andere manier weergegeven volgens de gekozen instelling op het instrumentenpaneel.
Geluidssignaal snelheidsverklikker
Afhankelijk van de uitvoering van de auto en van het land, klinkt er iedere 40 seconden gedurende 10 seconden een geluidssignaal zolang de auto sneller rijdt dan 120 km/u.
Indicatielampje rijstijl 3
Raadpleeg de paragraaf “Zuinig rijden” in hoofdstuk 2.
Boordcomputer
Raadpleeg de paragraaf “Boordcomputer” in hoofdstuk 1.

Koelvloeistoftemperatuurmeter 4
Bij normaal gebruik, moet de meter 4 voor de zone 5 blijven. Bij zware motorbelasting kan hij wel in de buurt komen. Dit is niet ernstig tenzij het waarschuwingslampje ® gaat branden en een boodschap verschijnt op het instrumentenpaneel en een geluidssignaal klinkt.

Brandstofpeilmeter 6
Als het minimumpeil is bereikt, licht het waarschuwingslampje M in de meter oranje op en klinkt een geluidssignaal. Ga zo snel mogelijk tanken.

Waarschuwing minimumpeil motorolie
Bij het starten van de motor waarschuwt het display op het instrumentenpaneel A u als het minimum oliepeil is bereikt. Raadpleeg de paragraaf “Peil van de motorolie” in hoofdstuk 4.
Bij de eerste waarschuwing kunt u deze laten verdwijnen door op de toets OK 7 te drukken. De volgende waarschuwingen verdwijnen automatisch na ongeveer 30 seconden.

Head-up display 8
Dit display geeft de rij- en navigatie-informatie weer van het instrumentenpaneel en het multimediascherm.
Als de auto ermee uitgerust is, vouwt het uit bij het starten van de motor en klapt het in wanneer de motor wordt uitgezet.
U kunt sommige instellingen regelen via het multimediascherm: ga bij draaiende motor naar het menu “Systeem”, “Scherm”, en daarna “Head-up display”.
De hoogte van de informatie op het display afstellen
Naargelang van uw rijhouding kunt u de informatie op het display naar boven of naar beneden verplaatsen.
Helderheid van het display instellen
U kunt de helderheid van het display in dag/nachtmodus instellen
- automatisch: de helderheid verandert afhankelijk van de lichtsterkte buiten.
- handmatig: de helderheid verandert automatisch samen met het in-/uitschakelen van de lichten.
In beide gevallen verandert de helderheid in dagmodus samen met de lichtsterkte buiten.
Forceer het uitvouwen/inklappen van het head-up display niet.
Voer deze verstellingen uitsluitend uit als de auto stilstaat.
De goede zichtbaarheid van de informatie kan worden beïnvloed door:
- de stand van de stoel
- de aanwezigheid van voorwerpen op het uitgevouwen display
- de polarisatie van bepaalde brillenglazen
- extreme weersomstandigheden (regen, sneeuw, felle zon ...)
Wanneer het instrumentenpaneel en het head-up display/het bedieningsscherm tegenstrijdige informatie geven, moet u de informatie op het instrumentenpaneel volgen.
Storingen
Bij storing (het display wordt niet uitgevouwen wanneer de motor start of het display wordt opnieuw ingeklapt terwijl de motor draait, doordat er een voorwerp is tegen gebotst), doet u het volgende:
- stop/start de motor
of
- wijzig via het multimediascherm de instellingen voor het uitvouwen van het display.
Als het probleem aanhoudt, moet u een merkdealer raadplegen.
Ongeacht of het display is uitgevouwen of ingeklapt, mogen er geen voorwerpen op het display of in de ervoor voorziene opbergruimte worden geplaatst.
Gebruik geen oplosmiddelen, afwasmiddelen of schuurdoeken om het display te reinigen.
Gebruik alleen microvezeldoekjes.

Instrumentenpaneel in mijlen
(mogelijkheid om over te gaan op km/u)
Auto’s zonder navigatiesysteem
- Als het contact uit is, drukt u op de OK knop 7 en op de startknop van de motor;
- selecteer met behulp van de schakelaar 9 “Instellingen”, “Instrumentenpaneel” en daarna de eenheid;
- Druk op de toets OK 7 om te bevestigen.
Om terug te gaan naar de vorige eenheid, gaat u op dezelfde manier te werk.
Auto’s met een navigatiesysteem
Selecteer op het multimediascherm “Systeem” en vervolgens “Eenheid”.
NB: in beide gevallen gaat de boordcomputer na een onderbreking van accuvoeding automatisch terug naar de oorspronkelijke eenheid.