Camerabeeld achter

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5

Camerabeeld achter

Wanneer het contact wordt aangezet, geeft het 2 -scherm op de middenconsole van het dak de situatie achter de auto weer, die wordt geregistreerd door de camera 1.
Opmerking: het scherm 2 kan van links naar rechts of van boven naar beneden worden geplaatst.

De camera achter verwarmen

Bij koud weer zorgt deze functie dat de camera snel elektrisch wordt opgewarmd.
De spiegel kan tegelijkertijd worden opgewarmd VERWARMING, HANDBEDIENDE AIRCONDITIONINGAUTOMATISCHE AIRCONDITIONING.
Zorg ervoor dat de camera 1 niet wordt afgedekt (vuil, modder, sneeuw, condens, enz.).
WAARSCHUWING
Deze functie is een (extra) hulpmiddel. De bestuurder moet altijd opletten en blijft verantwoordelijk.
De bestuurder moet altijd bedacht zijn op plotselinge gebeurtenissen tijdens het rijden: let dus bij het manoeuvreren altijd op uw blinde hoek en kijk of daar geen kleine, smalle obstakels (zoals een kind, dier, kinderwagen, fiets, steen, paaltje, enz.) zijn.

Werkzaamheden

Het gezichtsveld van de camera dekt niet het gehele gebied achter de auto, met name de dodehoekzone A.
Bij auto's met de functie Stop and Start blijft de display ingeschakeld als de motor in stand-by FUNCTIE STOP AND START staat.

Uitschakelen van de functie

De display schakelt uit:
  • minstens twee minuten nadat het contact is uitgeschakeld;
  • Onmiddellijk na het vergrendelen van het voertuig.
Raad
Objecten aan de rand van het scherm 2 kunnen vervormd zijn.
Bij zeer helder licht (sneeuw, auto in de zon, enz.) kan het camerabeeld deels gestoord zijn.
Bij een lage helderheid of slecht weer, kan het beeld op het scherm vervormd zijn.

Bijzonderheden van de achteruitversnelling

Als de achteruitversnelling is ingeschakeld, toont de camera op de achterklep de omgeving aan de achterkant van de auto ACHTERUITRIJCAMERA.
Auto's met een multimediascherm 3
Houd bij het achteruitrijden rekening met de dode hoek A en let ook op de beelden van de achteruitrijcamera op het multimediascherm, en op wat u kunt zien in de spiegels ACHTERUITRIJCAMERA.

Het display en de camera afstellen

Druk één keer op knop 4 voor het instellingenmenu.
Druk herhaaldelijk op knop 4 om door de instellingsopties te bladeren tot u de gewenste optie bereikt.
Gebruik de knoppen 5 "˗" en 6 "+" om de gewenste instelling aan te passen of in/uit te schakelen.
U kunt deze instellingen selecteren:
a) de helderheid aanpassen;
b) de verticale kijkhoek afstellen;
c) de horizontale kijkhoek afstellen;
d) automatische afstelling van de verticale hoek op basis van de voertuigsnelheid in- of uitschakelen;
e) afhankelijk van de auto, het display van de achteruitrijcamera in- of uitschakelen;
f) reset; de standaardinstellingen resetten.
Het instellingenmenu sluit:
  • automatisch na ongeveer vijf seconden zonder op een knop te drukken;
of
  • door te drukken op knop 5 "˗" of 6 "+" op het tabblad "X".
Opmerking: de verticale kijkhoek wordt niet automatisch aangepast aan de voertuigsnelheid als deze is ingesteld op maximaal.
Raad
Elke keer dat het voertuig wordt gestart, keert de functie terug naar de instellingen die zijn opgeslagen bij de laatste motorstop.
WAARSCHUWING
Voer deze aanpassingen uitsluitend uit als de auto stilstaat.
Pas het gezichtsveld van het systeem en de buitenspiegels aan voordat u met het voertuig gaat rijden (vooral na het veranderen van de autobelading).

Bijzonderheid

Wanneer de auto achteruitrijdt, verschijnt op auto's zonder multimediasysteem het waarschuwingslampje B op het display 7 wanneer de achterklep is geopend of niet goed is gesloten.

Storingen

Als het systeem een bedieningsfout detecteert, verschijnt het waarschuwingslampje C op een zwarte achtergrond op het scherm 2 of, afhankelijk van de auto, op het display 7 van de achteruitrijcamera. Dit kan komen door een storing die van invloed is op de camera of het scherm (helderheid, vast beeld, vertraagde communicatie, enz.).
Als het waarschuwingslampje C continu aanwezig is op een zwarte achtergrond, raadpleeg dan een merkdealer.