Terug naar de lijst
Controlesysteem bandenspanning
Controlesysteem bandenspanning
Als uw auto is uitgerust met dit systeem, bewaakt het de bandenspanningen.
De werking van de startvergrendeling
Elk wiel beschikt over een drukzender in het ventiel die de bandenspanning periodiek
meet.
Het systeem geeft de bandenspanning weer op het instrumentenpaneel 1 en waarschuwt als de banden te zacht zijn.
Reset van de referentiewaarde voor bandenspanning
Deze gebeurt:
- wanneer de referentiespanning in de banden moet worden gewijzigd om aangepast te zijn aan de gebruiksomstandigheden (onbelast, belast, rijden op de autosnelweg...);
- na het verwisselen van een band (dit wordt echter afgeraden);
- na het verwisselen van een wiel.
Deze moet altijd gebeuren na controle van de bandenspanning in de vier banden als
deze koud zijn.
De bandenspanning moet afgestemd zijn op het huidige gebruik van de auto (onbelast,
belast, rijden op de autosnelweg...).
Raad
Als de auto is uitgerust met een navigatiesysteem, kan de resetprocedure ook worden
uitgevoerd via het multimediascherm: raadpleeg de instructies van de apparatuur.
Resetprocedure via het instrumentenpaneel 1
Contact aan, auto staat stil:
- druk zo vaak als nodig is de schakelaar 2 omhoog/omlaag om het tabblad "Bandenspanning" weer te geven;
- druk de schakelaar 2 omlaag en houd deze vast (ongeveer 3 seconden) om de reset te starten.
Het knipperende bandensymbool geeft aan dat het verzoek om de referentiewaarde voor
de bandenspanning opnieuw in te stellen, is bevestigd.
Het resetten kan een paar minuten duren tijdens het rijden.
Als de reset wordt gevolgd door korte ritten, kan de weergave van stap 3 in de tabel
op de volgende bladzijde na verschillende achtereenvolgende herstarts blijven bestaan.
Opmerking: de referentiespanningswaarde van de banden mag niet lager zijn dan de aanbevolen waarde
die op de zijkant van het portier vermeld staat.
Resetprocedure via het multimediascherm 3
De resetprocedure moet worden uitgevoerd terwijl de auto stilstaat en het contact
is ingeschakeld.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het multimediasysteem voor meer informatie.
WAARSCHUWING
Waarschuwingslampje dwingt u, voor uw veiligheid, direct te stoppen zonder het verkeer in gevaar te brengen.
Berichtweergave
De tabel toont de mogelijke berichten voor de bandenresetprocedure.
Treeplank | Weergaven | Interpretatie |
1 | Begin met ingeschakeld contact en stilstaande auto met het resetten van de spanning
van alle vier de banden door de schakelaar 2 naar beneden te drukken en ingedrukt te houden.
| |
2 | De symbolen "---" vóór elk wiel knipperen om aan te geven dat het systeem het resetten
van de bandenspanning voor alle vier wielen heeft geregistreerd.
| |
3 | De symbolen "---" vóór elk wiel blijven branden. Dit systeem reset de bandenspanning
van alle vier banden. U kunt nu rijden. Het bericht verdwijnt bij korte ritten mogelijk
niet.
Let op: tijdens de reset blijft de bandenspanningsbewaking actief.
| |
4 | De spanningswaarde van de vier banden verschijnt: de resetprocedure is voltooid en
succesvol.
|
Corrigeren van de bandenspanning
De spanningen van de vier banden moeten koud worden ingesteld (raadpleeg het label op de zijkant van het bestuurdersportier).
Indien u de bandenspanning niet bij koude banden kunt controleren, moet u de opgegeven
waarden met 0,2 tot 0,3 bar (3 ) verhogen. PSI).
Verlaag nooit de spanning van een warme band.
WAARSCHUWING
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden.
Deze functie neemt niet de taak van de bestuurder over.
De bestuurder moet altijd opletten en blijft verantwoordelijk.
Controleer de bandenspanning één keer per maand.
Vervangen van wielen/banden
Neem contact op met een erkende dealer om de banden te vervangen en om erachter te
komen welke accessoires bij het systeem horen. De juiste accessoires zijn verkrijgbaar
via erkende dealers: bij gebruik van andere accessoires functioneert het systeem mogelijk
niet juist.
WAARSCHUWING
VERWISSELEN VAN EEN WIEL
het kan enkele minuten duren voordat het systeem de juiste posities van de wielen
en de bandenspanningen heeft verwerkt, controleer daarom de bandenspanning na elke
ingreep.
Spuitbussen voor bandenreparatie en pompset
Vanwege de specifieke eigenschappen van de ventielen mag u alleen uitrustingen gebruiken
die door de merkdealer zijn goedgekeurd.
Zie pagina's POMPSET VOOR DE BANDEN.
Bandenspanningsstoringen
De informatie op het instrumentenpaneel duidt op mogelijke bandenspanningsstoringen
(bijv. een leeggelopen of lekke band). Het waarschuwingslampje vereist dat u, voor uw eigen veiligheid, zo snel mogelijk stopt zonder het verkeer
in gevaar te brengen.
De tabel vermeldt de waarschuwingsberichten die op het instrumentenpaneel 1 verschijnen wanneer het systeem een bandenspanningsstoring detecteert.
Controleen waarschuwingslampjes | Berichten | Weergaven (afhankelijk van de auto) | Interpretatie |
Bandenspanning aanpassen | Het wiel en de bijbehorende spanningswaarde worden geel weergegeven. Dit geeft aan dat er een te lage bandenspanning is gedetecteerd. Controleer en stel
de spanning van de vier banden in en reset het systeem.
| ||
+ | Lekke band | Het wiel en de bijbehorende spanningswaarde worden rood weergegeven. Dit geeft aan dat de betreffende band lek of veel te zacht is. Pas de spanning van
de vier banden aan terwijl deze koud zijn en reset het systeem als de band leeg is.
Vervang de band (of laat deze vervangen) als deze lek is.
| |
+ | Controleer bandensensor | Er wordt geen wiel meer weergegeven. Deze duidt erop dat minstens één wiel niet is voorzien van een sensor of dat de sensor
defect is. Ga naar een merkdealer.
| |
Plaatsbepaling banden mislukt | Dit geeft aan dat het systeem niet de spanning van elke band kan bepalen. Dit kan
komen door het gebruik van een sensor die niet wordt aanbevolen door een erkende dealer.
Het bandenspanningssensorbewakingssysteem blijft actief.
|