Terug naar de lijst
Detectie bestuurdersalertheid
Detectie bestuurdersalertheid
De detectie bestuurdersalertheid is een functie die het gedrag van de bestuurder analyseert
(rijstijl, besturing van het voertuig, enz.) en waarschuwt als er een risico is op
in slaap vallen.
Het houdt rekening met aanwijzingen zoals:
- stuurwielbewegingen;
- acties van de bestuurder op andere systemen (richtingaanwijzers, rempedaal enz.)
WAARSCHUWING
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden, in geval van vermoeidheid. De functie
werkt niet op het voertuig. Deze functie kan in geen geval de verantwoordelijkheid
van de bestuurder tijdens het rijden vervangen.
De bestuurder moet altijd zijn snelheid aanpassen aan zijn of haar alertheid, aan
de omgeving en aan de verkeersomstandigheden, ongeacht de aanwijzingen van het systeem.
Werkzaamheden
De functie is gereed om te waarschuwen als:
- er enkele minuten zijn verstreken sinds de laatste stop van het voertuig;
- het voertuig harder rijdt dan ongeveer 70 km/u;
Als er een signaal is van vermoeidheid of verminderde aandacht, wordt de melding "Driver Alert Pas op" 1 weergegeven op het instrumentenpaneel samen met een pieptoon.
Druk op de schakelaar 2OK om de waarschuwing te wissen.
Na het verwijderen van het bericht blijft het systeem waakzaam en geeft het indien
nodig een nieuwe waarschuwing.
Raad
De detectie bestuurdersalertheid bewaakt voortdurend de aandacht van de bestuurder
en kan per rit meerdere waarschuwingen geven.
Het systeem wordt elke keer dat de motor wordt gestart gereset.
Inschakelen/uitschakelen
WAARSCHUWING
Voer deze aanpassingen uitsluitend uit als de auto stilstaat.
Raad
Afhankelijk van de auto, afhankelijk van de tijdsduur na de laatste keer dat de motor
is gestopt, worden de waarschuwingen opnieuw geactiveerd:
- bij het ontgrendelen van de auto
of
- bij het openen van een portier;
of
- bij het starten van de motor.
Raad
Wanneer de waarschuwingssignalen zijn gedeactiveerd, blijft het systeem de vermoeidheidstoestand
van de bestuurder beoordelen.
Raad
Afhankelijk van de auto worden de waarschuwingen automatisch gedeactiveerd wanneer
de functie "Rijstrookcentrering" wordt geactiveerd. Om de waarschuwingen opnieuw te
activeren, moet de functie "Rijstrookcentrering" worden gedeactiveerd. Voor meer informatie
ACTIEF RIJHULPSYSTEEM:
Raad
Afhankelijk van de auto is het mogelijk dat het niet mogelijk is om waarschuwingen
uit te schakelen.
Waarschuwingen activeren en deactiveren met de knop "Mijn veiligheid" 3
De waarschuwingen kunnen worden gedeactiveerd of geactiveerd vanuit de modus "Aangepast"
van de functie "Mijn veiligheid" MIJN VEILIGHEID.
Als de waarschuwingen eerder zijn gedeactiveerd met behulp van de modus "Aangepast":
- om de waarschuwingen uit te schakelen, drukt u twee keer op de knop 3. Het controlelampje van de toets 3 dooft.
- Om de waarschuwingen opnieuw in te schakelen, drukt u één keer op de knop 3. Het controlelampje in de knop 3 licht op.
De waarschuwingen in-/uitschakelen via het multimediascherm 4
Zie de multimedia-instructies voor het in-/uitschakelen van de waarschuwingen.
Selecteer "AAN" or "UIT".
Beperkingen van de werking van het systeem
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem verstoren of de correcte werking ervan
verhinderen, bijvoorbeeld:
- bepaalde rijstijlen (onjuist rijgedrag etc.);
- rijden op een weg in slechte staat;
- sterke zijwind;
- De klok is verkeerd geconfigureerd (afhankelijk van het voertuig);
- kronkelende wegen;
- tractie van de aanhangwagen.
Storingen
Als het systeem een storing detecteert, verschijnt het bericht "Vermoeidh.detect controleren" en het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel.
Laat het systeem door een merkdealer controleren.