Terug naar de lijst

RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5


Contact aan, verplaats de schakelaar 1

- A uit.

- B wissen met intervallen.

De wissers vegen met tussenpozen van enkele seconden. De duur van het interval is te regelen door de ring 2 te verdraaien;

- C langzaam continu wissen.

- D snel continu wissen.

Auto’s met functie automatisch wissen

Bij draaiende motor: verplaats de schakelaar 1.

- A uit.

- B automatisch wissen

In deze stand signaleert het systeem water op de voorruit en schakelt het wissen in met een aangepaste wissnelheid. De inschakeldrempel van het wissen en de duur van het interval is te regelen door de ring 2 te verdraaien:

- E: minimumgevoeligheid

- F: maximumgevoeligheid

NB: bij mist of sneeuwval, werkt de ruitenwisser niet altijd automatisch en blijft deze onder controle van de bestuurder.

- C langzaam continu wissen.

- D snel continu wissen.

Bijzonderheid

Tijdens het rijden gaat de wisser langzamer werken als de auto stopt. Voorbeeld: van snel continu wissen gaat u naar langzaam continu wissen.

Zodra de auto weer gaat rijden, beginnen de wissers weer met de oorspronkelijk ingestelde snelheid te werken.

Als u de schakelaar 1 in een andere stand zet, schakelt u daarmee dit automatisme uit.

Wanneer de auto gestart wordt met de schakelaar in stand D, zullen de ruitenwissers langzaam continu wissen. U moet de schakelaar opnieuw in stand D zetten om snel continu wissen in te schakelen.

De standen BC en D zijn toegankelijk met contact aan.

De stand C is toegankelijk met contact aan. De standen B en D zijn uitsluitend toegankelijk bij draaiende motor.


Ruitensproeier

Contact aan: trek de schakelaar 1 naar u toe.

Door een korte actie komt de ruitensproeier in werking en maakt de ruitenwisser één wisbeweging.

Door een lange actie komt de ruitensproeier in werking en maakt de ruitenwisser drie wisbewegingen, en na enkele seconden nog een vierde.

Probeer niet de ruitenwisserbladen omhoog te zetten. Zij kunnen niet los van de voorruit omhoog blijven staan. Voor het vervangen van de bladen, raadpleeg de paragraaf “Ruitenwisserbladen” in hoofdstuk 5.

Controleer bij werkzaamheden onder de motorkap, of de schakelaar van de ruitenwisser in stand A (uit) staat.

Risico van verwonding.

Voordat u iets aan de voorruit doet (wassen van de auto, ontdooien, reinigen van de voorruit, enz.) moet u de schakelaar 1 in stand A (uit) zetten.

Risico van verwonding en/of beschadigingen.

Bij sneeuwval of als het vriest, maakt u de voorruit (inclusief de centrale zone achter de binnenspiegel) en de achterruit vrij voordat u de ruitenwissers inschakelt (risico van oververhitting van de motor).

Let op de staat van de ruitenwisserbladen. Hun levensduur hangt van u af:

- zij moeten schoon blijven: reinig de bladen, de voorruit en de achterruit regelmatig met water en zeep;

- gebruik ze niet als de voorruit of de achterruit droog is;

- maak ze los van de voorruit of achterruit als ze lang niet gebruikt zijn.

Vervang ze in elk geval, zodra hun werking afneemt, ongeveer eens per jaar.