Terug naar de lijst

BINNENVERLICHTING

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5

Binnenlicht A

Met de schakelaar 1, kunt u kiezen voor:

- een constant brandende verlichting;

- een verlichting die gaat branden als de auto wordt ontgrendeld of een van de portieren wordt geopend. Deze dooft als de betreffende portieren goed gesloten zijn en na enige tijd;

- het onmiddellijk uitgaan.

Leeslampjes B of C

Druk op de 2 schakelaar voor de bestuurder, 3 schakelaar voor de passagier voorin, voor permanente verlichting.

Let op: bij auto’s uitgerust met een multimediascherm kunt u dit gebruiken om de leesspots die aangaan bij het openen van de deuren of de bagageruimte, in of uit te schakelen. MENU VOOR HET PERSONALISEREN VAN DE AUTO-INSTELLINGEN.

Binnenlicht D

Met de schakelaar 4, kunt u kiezen voor:

- een constant brandende verlichting;

- een verlichting die gaat branden als de auto wordt ontgrendeld of een van de portieren wordt geopend. Deze dooft als de betreffende portieren goed gesloten zijn en na enige tijd;

- onmiddellijk uitgaan van de verlichting.

Leesspots E

Druk op de schakelaar 5 6 of 7 voor constante verlichting

Let op: bij auto’s uitgerust met een multimediascherm kunt u dit gebruiken om de leesspots die aangaan bij het openen van de deuren of de bagageruimte, in of uit te schakelen. MENU VOOR HET PERSONALISEREN VAN DE AUTO-INSTELLINGEN.

Verlichting dashboardkastje

Afhankelijk van de auto gaat het 8-lampje branden als de achterklep wordt geopend.

Bagageverlichting

Het lampje 9 gaat branden bij het openen van de bagageruimte.

Het ontgrendelen en het openen van de portieren en de achterklep zorgen voor het tijdelijk branden van de binnenlichten.

SFEERVERLICHTING AANPASSEN