Terug naar de lijst
Waarschuwing bij verlies van bandenspanning
Waarschuwing bij verlies van bandenspanning
Wanneer de auto ermee is uitgerust, waarschuwt dit systeem voor verlies van spanning
in een of meerdere banden.
Het systeem is hiermee uitgerust als er een sticker 1 in de auto is geplaatst.
Open het bestuurdersportier om te zien of dat etiket aanwezig is.
De werking van de startvergrendeling
Dit systeem detecteert een verlies van spanning in een van de banden door tijdens
het rijden de snelheid van de banden te meten.
Het waarschuwingslampje 2 blijft branden om de bestuurder te waarschuwen dat de druk te laag is (lage bandenspanning,
lekke band ...).
Werkingsomstandigheden
Het systeem moet worden gereset met een bandenspanning die gelijk is aan de bandenspanning
die op het label met de bandenspanning staat. Anders is er kans dat het geen betrouwbare
waarschuwing geeft bij een aanzienlijk verlies van bandenspanning UW BANDENSPANNING.
Resetten moet altijd gebeuren na controle van de bandenspanning in de vier banden
als deze koud zijn.
In de volgende situaties bestaat het risico dat het systeem te traag of niet correct
werkt:
- systeem niet gereset na het oppompen van de banden of na elke andere verrichting aan de wielen;
- Onjuiste reset van systeem: andere bandenspanning dan de aanbevolen spanning;
- aanzienlijke wijziging van de belading of verdeling van de belading aan één kant van de auto;
- sportief rijden en aanzienlijk versnellen;
- rijden op een besneeuwd of glad wegdek;
- rijden met sneeuwkettingen;
- monteren van maar één nieuwe band;
- gebruik van banden die niet door de merkdealer goedgekeurd zijn;
- ...
WAARSCHUWING
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden.
Deze functie neemt niet de taak van de bestuurder over. De bestuurder moet altijd
opletten en blijft verantwoordelijk.
Controleer de bandenspanning, inclusief het reservewiel, één keer per maand.
Reset van de referentiewaarde voor bandenspanning
Dit moet worden uitgevoerd terwijl de auto stilstaat:
- na het oppompen van een van de banden of het corrigeren van de bandenspanning in een van de banden;
- wanneer de referentiespanning in de banden moet worden gewijzigd om aangepast te zijn aan de gebruiksomstandigheden (onbelast, belast, rijden op de autosnelweg, enz.);
- na het verwisselen van een wiel;
- na het gebruiken van de pompset voor de banden;
- na het wisselen van een wiel (dit wordt echter afgeraden)
Deze moet altijd gebeuren na controle van de bandenspanning in de vier banden als
deze koud zijn.
De bandenspanning moet afgestemd zijn op het huidige gebruik van de auto (onbelast,
belast, rijden op de autosnelweg...).
Resetprocedure
Contact aan, stilstaande auto;
- Druk zo vaak als nodig kort op de schakelaar 4 om het tabblad "Auto" (of, afhankelijk van de auto, de informatiepagina) weer te geven;
- Druk kort op de schakelaar 5 of 6 om de resetpagina voor de bandenspanning weer te geven;
- druk op de schakelaar 7OK en houd deze ingedrukt om de reset te starten.
Wanneer de boodschap "Als de druk in orde is, [ingedrukt houden]" ongeveer vijf seconden verschijnt, is het verzoek om de referentiewaarde voor de
bandenspanning opnieuw in te stellen verwerkt.
Het resetten is afgerond na enkele minuten rijden. Het bericht "Beweging dak beëindigd" geeft aan dat de referentiewaarde van de bandenspanning is gereset.
Display
De display 3 op het instrumentenpaneel informeert u over eventuele afwijkingen (lage bandenspanning,
lekke band enz.).
"Bandenspanning controleren en initiëren"
Het waarschuwingslampje gaat branden met het bericht "Bandenspanning controleren en initiëren". Dit betekent dat minstens een van de banden te zacht of lek is.
Pomp een te zachte band op.
Vervang een lekke band of neem contact op met een merkdealer.
Controleer de bandenspanning van de vier koude banden en pas ze zo nodig aan; reset
nadien de referentiewaarde voor de bandenspanning.
Het controlelampje gaat uit nadat de referentiewaarde voor de bandenspanning opnieuw ingesteld is.
Raad
Een plots verlies van bandenspanning (klapband...) wordt mogelijk niet door het systeem
worden opgespoord.
"TPW niet beschikbaar"
Het waarschuwingslampje knippert meerdere seconden en blijft dan branden en het bericht "TPW niet beschikbaar" verschijnt.
Dit betekent dat de auto is uitgerust met een reservewiel dat van een ander formaat
is dan de andere vier wielen en dat dit wiel op de auto is gemonteerd.
"TPW controleren"
Het waarschuwingslampje knippert meerdere seconden en blijft dan branden en het bericht "Check TPW" verschijnt.
Deze boodschap wordt vergezeld door het controlelampje .
Dit duidt op een storing in het systeem. Raadpleeg een merkdealer.
Corrigeren van de bandenspanning
De bandenspanning moet koud worden gecorrigeerd (raadpleeg de sticker op de zijkant van het bestuurdersportier).
Indien u de bandenspanning niet bij koude banden kunt controleren, moet u de opgegeven waarden met 0,2 tot 0,3 bar (3 PSI) verhogen.
Verlaag nooit de spanning van een warme band.
Elke keer dat de banden worden opgepompt of de bandenspanning wordt gecorrigeerd,
moet de referentiewaarde voor de bandenspanning opnieuw worden ingesteld.
Vervangen van wielen/banden
Gebruik alleen apparatuur die door het netwerk is goedgekeurd. Anders loopt u het
risico dat het systeem met vertraging of slecht werkt BANDEN.
Elke keer dat een wiel/band wordt verwisseld, moet de bandenspanning worden gecorrigeerd
en moet de referentiewaarde voor de bandenspanning worden gereset.
Reservewiel
Zodra het aanwezige reservewiel op de auto is gemonteerd, moet de bandenspanning worden
gecorrigeerd en moet de referentiewaarde voor de bandenspanning opnieuw worden ingesteld.
Spuitbussen voor bandenreparatie en pompset
Gebruik alleen apparatuur die door het netwerk is goedgekeurd. Anders loopt u het
risico dat het systeem met vertraging of slecht werkt POMPSET VOOR DE BANDEN.
Nadat de pompset voor de banden is gebruikt, moet de bandenspanning worden gecorrigeerd
en moet de referentiewaarde voor de bandenspanning opnieuw worden ingesteld.