Terug naar de lijst

RIJHULPSYSTEMEN

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5

Menu “Rijondersteun.”

Druk in het hoofdmenu op “Instellingen” en daarna op de tab “Voertuig”. In dit menu kunt u de rijhulpsystemen instellen.

Scherm Rijondersteun.

1 Weergavemodus”;

2 “Verkeersbrd”;

3 “Rijbaan”;

4 “Dode hoek”;

5 “Submenu”;

6 “Terug naar vorige pagina”;

7 “Vermoeidheid”;

8 “Actief remmen” of “Geavanceerde veiligheid”, afhankelijk van de auto”;

9 “Afstand voorzijde”.

Weergavemodus

Wanneer u een weergavemodus 1 selecteert, kunt u kiezen voor de interactieve modus 10 of de lijstmodus 11 waarmee u alle “Rijondersteun”. kunt bekijken.

Selecteer de knop bij de optie die u wilt in- of uitschakelen.

Sommige instellingen moeten worden gewijzigd terwijl de motor loopt, om ze te kunnen opslaan in het multimediasysteem.

Om veiligheidsredenen mogen deze handelingen alleen uitgevoerd worden als de auto stilstaat.

“Verkeersbrd”

Deze functie ondersteunt u tijdens uw reizen en informeert u over de geldende maximumsnelheid, risicogebieden en gevarenzones met behulp van:

- een display op het multimediascherm en het instrumentenpaneel;

- een geluidssignaal.

“Verkeersbordherkenning”

Met deze functie kunt u de informatie selecteren die u wilt ontvangen. Selecteer “ON” om het systeem in te schakelen.

“Snelheidswaarschuwing”

Deze functie detecteert elke overschrijding van de maximumsnelheid en waarschuwt de bestuurder via een waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel en een geluidssignaal. Selecteer “ONˮ om deze functie te activeren.

Opmerking: u kunt het geluidssignaal van de maximumsnelheid niet activeren als de waarschuwing maximumsnelheid is uitgeschakeld.

“Weergave gevarenzone”

Deze functie waarschuwt de bestuurder via het instrumentenpaneel bij het binnenrijden van een gevarenzone of een risicogebied. Selecteer “ONˮ om deze functie te activeren.

Opmerking: voor risicogebieden moeten de betreffende diensten geactiveerd zijn. Zie het hoofdstuk “Diensten activeren”.

“Waarschuwingsgeluid gevarenzone”

Deze functie waarschuwt de bestuurder via een geluidssignaal wanneer hij of zij een gevarenzone of een risicogebied binnenrijdt.

Selecteer “ON” om deze functie te activeren.

Opmerking: als “Weergave gevarenzone” wordt uitgeschakeld, wordt de functie “Waarschuwingsgeluid gevarenzone” automatisch ook uitgeschakeld.

“Vermoeidheid”

Deze functie detecteert elke vermindering van het reactievermogen van de bestuurder. De functie let op plotselinge en willekeurige bewegingen van het stuurwiel, de frequentie van de waarschuwing bij verlaten van rijstrook en rijden gedurende meer dan twee uur zonder te stoppen.

Deze functie waarschuwt de bestuurder met een geluidssignaal en een waarschuwingsbericht op het instrumentenpaneel waarin de bestuurder wordt geadviseerd een pauze te nemen.

Selecteer ON om het systeem in te schakelen. Raadpleeg voor meer informatie het hoofdstuk “Waarschuwing vermoeidheidsdetectieˮ in de gebruikershandleiding van de auto.

“Rijbaan (Instellingen rijbaanassistent)”

Deze functie waarschuwt de bestuurder bij onopzettelijke overschrijding van een doorgetrokken of onderbroken streep.

U kunt de intensiteit van de stuurwielvibratie (en het geluidssignaalvolume, naargelang de uitrusting) instellen, evenals de gevoeligheid van de waarschuwing bij verlaten van de rijstrook.

Raadpleeg voor meer informatie het hoofdstuk “Rijstrookassistent” in de gebruikershandleiding van de auto.

“Actief remmen”

“Actief remmen”: deze functie waarschuwt de bestuurder bij de kans op een botsing. Selecteer “ON” om deze functie te activeren. U kunt de gewenste “Actief remmen” waarschuwingsgevoeligheid selecteren:

- “Early”;

- “Standaard”;

- “Late”.

Raadpleeg voor meer informatie het hoofdstuk “Actief remmen” of het hoofdstuk “Geavanceerde veiligheid “(afhankelijk van de auto) in het instructieboekje.

“Geavanceerde veiligheid”

(naargelang de uitrusting)

Dit systeem bestaat uit de volgende functies:

- “Actief remmen”;

- “Emergency Lane Keep Assist”: deze functie waarschuwt en corrigeert het traject van de auto als:

- deze in de berm rijdt;

- er een kans op een botsing met een tegenligger op een aangrenzende rijstrook is;

- er een kans op een botsing met een voertuig in de dode hoek (afhankelijk van de uitrusting) is.

Raadpleeg voor meer informatie het hoofdstuk “Geavanceerde veiligheid” in het instructieboekje.

Om veiligheidsredenen mogen deze handelingen alleen uitgevoerd worden als de auto stilstaat.

“Dode-hoekwaarschuwing”

Deze functie waarschuwt de bestuurder als zich een ander voertuig in een dode hoek bevindt. Selecteer “ONˮ om deze functie te activeren. Raadpleeg voor meer informatie het hoofdstuk "Dodehoekwaarschuwing" in de gebruikershandleiding van de auto.

“Afstand voorzijde”

Deze functie waarschuwt de bestuurder als hij of zij een ander voertuig te dicht nadert. Selecteer “ONˮ om deze functie te activeren. Raadpleeg voor meer informatie het hoofdstuk “Waarschuwing veiligheidsafstandˮ in de gebruikershandleiding van de auto.

Submenu

Via het submenu 5 kunt u de standaardinstellingen van elk menu resetten.

Om veiligheidsredenen mogen deze handelingen alleen uitgevoerd worden als de auto stilstaat.