SLEPEN: pech

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5

Ontgrendel vóór het bergen de stuurkolom: zet de versnellingshefboom in stand N.

Houd u altijd aan de wettelijke bepalingen inzake pechverhelping.

Als de hendel in P vergrendeld is terwijl u het rempedaal en de ontgrendelknop 1 indrukt, is het mogelijk de hendel handmatig vrij te zetten. Om dit te doen, verwijder de 2 vloerbedekking in de opbergruimte om bij de ontgrendelingshendel 3 te kunnen. Haal daarna de hendel 3 omhoog en druk tegelijk op de ontgrendelknop 1 die zich op de hendel bevindt.

Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merkdealer.

Raadpleeg als u de versnellingshefboom niet in stand N, kunt zetten een erkende dealer.

Soorten pechverhelping

Bij energiepech

In geval van een volledig ontladen tractiebatterij is iedere vorm van slepen toegestaan: slepen op een laadplateau of slepen op de weg met behulp van het sleepoog (zie de volgende pagina’s). Het is van essentieel belang om pas ongeveer 5 minuten na het vergrendelen van de portieren te beginnen met slepen.

Elk ander geval van pech

Enkel slepen op een laadplateau is toegestaan.

Bovendien moeten in ieder land de wettelijke voorschriften voor het slepen in acht worden genomen. Raadpleeg een merkdealer.

Bij stilstaande motor werken de stuuren rembekrachtiging niet meer.

Slepen op een laadplateau

Pechverhelping dient uitsluitend op een laadplateau te gebeuren in alle gevallen behalve bij energiepech (volledige ontlading van de tractiebatterij). Raadpleeg volgende pagina’s bij energiepech.

Bij energiepech: slepen

Bij volledige ontlading van de tractiebatterij:

- het controlelampje 2 knippert;

- het indicatielampje 1 geeft een lege batterij aan.

Het is mogelijk om te slepen op een laadplateau of om de auto te slepen met behulp van een sleeppunt volgens de aanwijzingen hieronder.

Bij stilstaande motor werken de stuur- en rembekrachtiging niet meer.

Ontgrendel de stuurkolom; de contactsleutel moet in stand “M” (contact aan) staan, zodat de remlichten, alarmknipperlichten enz. kunnen werken. ‘s Nachts moet de auto zijn verlicht.

Zet de parkeerrem los.

Wanneer de motor niet draait, wordt de automatische transmissie niet meer gesmeerd; u kunt dan ook de auto het beste laten vervoeren op een plateau of laten slepen met beide achterwielen van de grond.

In uitzonderlijke omstandigheden kunt u de auto laten slepen met de vier wielen op de grond, uitsluitend vooruit rijdend met de hendel in neutrale stand N, over een afstand van maximaal 50 km en met een maximale snelheid van 25 km/u.

Verwijder de contactsleutel niet tijdens het slepen.

Risico van blokkeren van de stuurkolom.

Gebruik alleen het sleepoog aan de voorkant 4

(nooit de aandrijfassen of enig ander deel van de auto)

Dit sleeppunt mag alleen gebruikt worden om de auto mee te slepen en in geen geval om de auto direct of indirect aan op te hijsen.

Zorg ervoor dat het sleepoog correct met bouten is bevestigd.

Risico om het gesleepte object te verliezen.

Toegang tot de sleeppunten

Maak het kapje (6) los door een platte schroevendraaier onder het kapje te steken. Schroef het sleepoog (5) zo ver mogelijk vast met de hand.

Gebruik alleen het sleepoog (5) onder de voetsteun van de passagier: draai de twee schroeven (7) los.

- Gebruik een starre sleepstang. Indien u een touw of kabel gebruikt bij het slepen (als dit wettelijk toegestaan is), moet de auto die gesleept wordt nog kunnen remmen.

- De auto die gesleept wordt, moet te allen tijde bestuurbaar zijn.

- Accelereer en rem gelijkmatig en zonder schokken om te voorkomen dat de auto beschadigen.

- In alle gevallen, is het raadzaam om 25 km/u niet te overschrijden.

- Duw de auto niet aan als de stuurkolom is vergrendeld.

Laat nooit gereedschap in de auto rondslingeren. Dit is gevaarlijk als u plotseling moet remmen. Berg na gebruik het sleepoog correct op in zijn houder: kans op letsel.