DISPLAYS EN METERS

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5

Instrumentenpaneel A

verschijnt zodra het bestuurdersportier wordt geopend. Bij sommige controlelampjes verschijnt ook een bericht.

Afhankelijk van de auto kunt u de inhoud en de kleuren van uw instrumentenpaneel naar eigen keuze instellen.

Weergave kiezen

Blader, afhankelijk van het voertuig, met de knop 1 door de diverse weergave-opties voor het instrumentenpaneel A.

U kunt kiezen uit deze weergaven:

- Laadweergave: toont (alleen tijdens het laden) de actieradius, het laadpercentage van de accu en de resterende oplaadtijd.

- Klassieke weergave: toont de snelheid, actieve rijhulpsystemen, het informatiegebied en, afhankelijk van het voertuig, de energiemeter op het instrumentenpaneel.

- Navigatieweergave: toont de snelheid, actieve rijhulpsystemen en het informatiegebied op het instrumentenpaneel. U krijgt ook de wegenkaart van het multimediasysteem te zien op het hele instrumentenpaneel.

- Reële weergave: toont de snelheid, actieve rijhulpsystemen en het informatiegebied, evenals uw voertuig en de omgeving (rijstroken, voertuigen om u heen, enz.) op het instrumentenpaneel.

- Minimale weergave: toont alleen essentiële informatie zoals de snelheid, actieve rijhulpsystemen en het informatiegebied op het instrumentenpaneel.

Snelheidsmeter 2

De voertuigsnelheid is beperkt tot ongeveer 150 km/u (of 160 km/u afhankelijk van de auto).

Geluidssignaal snelheidsverklikker

Afhankelijk van de auto en het land wordt het waarschuwingslampje weergegeven en is een geluidssignaal te horen. Dit geluidssignaal is te horen zodra de auto sneller rijdt dan 120 km/u.

Het waarschuwingslampje blijft branden zolang de snelheid hoger is dan 120 km/u.

Bericht klaar om te rijden 3.

Het bericht READY verschijnt als de motor draait en verdwijnt als de auto sneller rijdt dan 5 km/u.

Informatie over actieve navigatie 4.

Energiemeter 5.

Waarschuwingslampje regeneratief remniveau 7.

Informatie over rijhulpmiddelen 8.

Accu-informatie 9 (oplaadsnelheid tractiebatterij, geschatte actieradius).

Informatiegebied 6, blader, afhankelijk van het voertuig, met de knop 10 om verschillende widgets te selecteren op het instrumentenpaneel A:

- informatie boordcomputer (kilometerteller, verbruik, enz.);

- telefoon- en multimedia-informatie (audiobron die momenteel wordt afgespeeld, enz.);

- voertuiginformatie (waarschuwingsberichten, enz.);

-...

Waarschuwingslampje koppeling van laadsnoer 11

Het gaat branden zodra het laadsnoer op de auto is aangesloten.

Laadniveau 12

De meter geeft de resterende hoeveelheid energie aan.

Resterende laadtijd 13

Oplaadpercentage tractiebatterij 14

Reservedrempel

Zodra het laadniveau van de tractiebatterij ongeveer 7% of 12% is, afhankelijk van de auto, verschijnen de peilmeter en het gele controlelampje 15 en hoort u een geluidssignaal.

De actieradius optimaliseren ACTIERADIUS VAN DE AUTO: adviezen.

Drempels van onmiddellijke stilstand

Wanneer het laadniveau 4,5% is, of afhankelijk van de auto ongeveer 6%, klinkt een geluidssignaal en verschijnt een rode peilmeter.

Als het laadniveau 3,5% is, of afhankelijk van de auto ongeveer 5%, wordt de actieradius niet meer weergegeven. Het motorvermogen blijft zakken totdat de auto stilvalt SLEPEN: pech.

Instrumentenpaneel in mijlen

(mogelijkheid om over te gaan op km/u)

Als het voertuig stilstaat en de motor is ingeschakeld, selecteert u in het multimediascherm 16 de modus “Voertuig”. Druk op het menu “Instellingen”, op “Eenheden” en vervolgens op “Snelheid”.

Kies kilometers of mijlen.

Opmerking: in beide gevallen gaat de boordcomputer na een onderbreking van accuvoeding automatisch terug naar de oorspronkelijke eenheid.

Om terug te gaan naar de vorige eenheid, gaat u op dezelfde manier te werk.

Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het multimediasysteem voor meer informatie.

Om bepaalde rijhulpfuncties te kunnen gebruiken, dient u de meeteenheid op het instrumentenpaneel te wijzigen zodat u de juiste informatie krijgt als u rijdt in een land waar de snelheidseenheid verschilt van de standaard instelling op uw auto.

Voer deze verstellingen uitsluitend uit als de auto stilstaat.