BRANDSTOFTANK

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5

Alle uitvoeringen

Bruikbare inhoud van de tank: ongeveer 50 liter.

Open de tankdopklep B met een vinger in de uitsparing C.

Bij sommige auto’s kan de dop 1 worden ontgrendeld met de contactsleutel. Als dit niet het geval is, draait u de tankdop los; deze is met de auto verbonden via een plastic strip.

Tijdens het tanken gebruikt u de houder 2 op het klepje B om de dop 1 aan op te hangen.

Zie “Tanken van brandstof” voor info over het vullen van de brandstoftank.

Druk met uw hand het klepje B zo ver mogelijk terug om het te sluiten.

Afhankelijk van de auto voorkomt de haak A dat de schuifdeur volledig open gaat.

Controleer na het tanken, of de dop en het klepje gesloten zijn.

Als u brandstof wilt tanken, zet u de motor uit (dus NIET stand-by bij voertuigen met de STOP and START-functie): u moet het contact UIT zetten. STARTEN, STOPPEN VAN DE MOTOR.

Risico van brand.

De vuldop is van een speciaal type.

Vraag naar ditzelfde type als u een andere dop koopt. Ga naar een merkdealer.

Rook niet tijdens het tanken en ontsteek geen open vuur in de nabijheid van de brandstoftank of de tankdop.

Maak de omgeving van het vulsysteem niet schoon met een hogedrukreiniger.

Soort brandstof

Gebruik brandstof van goede kwaliteit die voldoet aan de regelgeving van het land, Dit moet overeenstemmen met de specificaties op de sticker D aan de binnenkant van de klep. GEGEVENS VAN DE MOTOR.

Benzinemotor

Gebruik uitsluitend ongelode benzine. De octaangetal (RON) moet overeenkomen met de specificaties op de sticker D aan de binnenkant van de klep GEGEVENS VAN DE MOTOR.

Dieselmotor

Gebruik uitsluitend dieselbrandstof die voldoet aan de specificaties op de sticker D aan de binnenkant van de klep GEGEVENS VAN DE MOTOR.

Brandstofsoorten die voldoen aan de Europese normen die ook gelden voor de motoren van auto’s die in Europa zijn verkocht: zie tabel GEGEVENS VAN DE MOTOR.

Vermeng de dieselbrandstof nooit met benzine (loodvrij of E85), zelfs niet een kleine hoeveelheid.

Gebruik geen ethanol als uw auto niet aangepast is.

Voeg geen reagens toe aan de brandstof, anders kan de motor beschadigd raken.

Als u een toevoegmiddel aan de brandstof wilt toevoegen, gebruik dan een product dat is goedgekeurd door onze technische dienst.

Ga naar een merkdealer.

Tanken van brandstof

Wanneer het contact uit is, drukt u met het vulpistool de klep open en steekt u deze zo ver mogelijk naar binnen voordat u met tanken begint (spatgevaar).

Houd tijdens het tanken het vulpistool in deze stand tot u klaar bent met tanken. Als het vulpistool automatisch is afgeslagen, mag u het nog maximaal twee keer gebruiken, om voldoende ruimte in de tank over te houden voor het uitzetten van de brandstof.

Let op dat bij het tanken geen water bij de brandstof komt. De klep en de omgeving ervan moeten schoon blijven.

Benzinemotor

Schade die ontstaan is als gevolg van het tanken van loodhoudende benzine wordt niet door de fabrieksgarantie gedekt.

Om te voorkomen dat er abusievelijk loodhoudende benzine wordt getankt, heeft de vulhals een nauwe doorlaat met een veiligheidssysteem waarin alleen een vulpistool met ongelode benzine past.

bijzonderheid

Bij het stoppen van de auto gedurende ongeveer 3 maanden moet u brandstof toevoegen om te voorkomen dat de brandstofpomp beschadigt.

Om dit te doen, met het contact uit, vult u ten minste 5 liter bij. Start vervolgens de motor om de pomp in werking te zetten en de brandstof in het brandstofcircuit te verversen.

Als het niet mogelijk om ten minste 5 liter brandstof toe te voegen vanwege het brandstofpeil in de tank, rijd dan door tot de tank de gewenste capaciteit heeft.

Aanhoudende stank van brandstof

In geval van een aanhoudende stank van brandstof, moet u:

- onmiddellijk stoppen, rekening houdend met het overige verkeer en het contact afzetten;

- de alarmknipperlichten aanzetten en alle passagiers uit laten stappen en ze ver van het verkeer houden;

- roep de hulp in van een merkdealer.

Tank leeg gereden bij dieselmotor

Zet de contactsleutel in de stand “Aan” C INRIJDEN, STARTSCHAKELAAR en wacht een paar minuten voordat u start zodat het brandstofcircuit kan ontluchten.

Als de motor niet start, herhaalt u de procedure.

Neem als de motor na verschillende pogingen niet start, contact op met een merkdealer.

Let op bij werkzaamheden dicht bij de motor, deze kan nog warm zijn. Bovendien kan de ventilateurmotor onverwacht gaan draaien. Het waarschuwingslampje in de motorruimte herinnert u hieraan.

Risico van verwonding.

Wijzig of repareer niet zelf het brandstofsysteem (rekeneenheden, bedrading, brandstofcircuit, inspuitstukken of verstuivers, beschermkappen) vanwege de grote gevaren voor de veiligheid die hierdoor kunnen ontstaan. Laat deze werkzaamheden uitsluitend door uw merkdealer uitvoeren.