Terug naar de lijst

THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING: bedieningsknoppen B en C

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5

Knoppen B and C

1 Afstelling van de temperatuuraanduiding links, functie “Helder zicht”.

2 Functie “DUAL”.

3 Automatische modus (SOFT, AUTO, FAST).

4 Airconditioning AAN/UIT.

5 Afstellen van de indicatie van de temperatuur links, ontdooien/ontwasemen van de achterruit en, afhankelijk van de auto, buitenspiegels AAN/UIT.

6 en  10 Ventilatiesnelheden.

7 Verdeling van de lucht in het interieur.

8 Luchtverversing of Automatische luchtverversing, afhankelijk van de auto.

9 Systeem UIT of Luchtverversing, afhankelijk van de auto.

Knipperlichten

De volgende indicatoren worden weergegeven op het scherm 11:

12 Temperatuurweergave van de buitenlucht.

13 Temperatuurweergave links en rechts.

14 Actieve modus, ventilatiesnelheid en luchtverdeling in het interieur (tijdelijke weergave nadat u op de betreffende bedieningsknoppen hebt gedrukt).

Automatische modus 3

De automatische klimaatregeling garandeert comfort in het interieur en goed zicht (behalve in extreme omstandigheden), bij een zo optimaal mogelijk brandstofverbruik. Het systeem regelt de ventilatiesnelheid, luchtverdeling, luchtverversing, en het starten en stoppen van de airconditioning en de temperatuurregeling.

Hierbij kunt u kiezen uit drie programma’s:

AUTO: hiermee wordt de gekozen instelling optimaal bereikt, afhankelijk van de externe omstandigheden. druk op de knop AUTO.

SOFT: bereikt de gewenste temperatuur rustiger en stiller. druk op de knop SOFT.

FAST: verhoogt de luchtstroom in het interieur. Deze stand wordt in het bijzonder aangeraden voor meer comfort voor de passagiers achterin. druk op de knop FAST.

Sommige toetsen zijn voorzien van een controlelampje dat de toestand van de functie aangeeft.

Wijzigen van de ventilateursnelheid

Normaal zorgt het systeem automatisch voor de juiste ventilateursnelheid om de ingestelde temperatuur te bereiken en te handhaven.

U kunt de ventilatiesnelheid altijd regelen door, afhankelijk van de auto, op de knoppen 6 of 10 te drukken of door met uw vinger de zone 15 te vegen of te raken.

Regeling van de temperatuur

Er zijn twee typen instellingen:

- Uniforme instelling van het interieur.

- Instellen van functie DUAL om de linker- en rechterkant afzonderlijk in te stellen.

gelijkmatige regeling van het interieur

Gebruik de schakelaar 1.

DUAL Instelling van de functie

U schakelt de functie in of uit door op de knop 2 te drukken. Gebruik de schakelaar 1 om de linkerkant te regelen en de schakelaar 5 om de rechterkant te regelen.

Het display geeft aan welke temperatuur is ingesteld.

Als na het starten van de auto de aangegeven temperatuur wordt verhoogd of verlaagd, heeft dit geen invloed op de snelheid waarmee de gewenste temperatuur wordt bereikt. Het systeem zorgt altijd voor het optimaal verhogen of verlagen van de temperatuur (de ventilatie start niet direct met de maximale snelheid: deze wordt geleidelijk hoger), dat kan van enkele secondes tot een paar minuten duren.

Onder normale omstandigheden, tenzij dit als hinderlijk wordt ondervonden, moeten de roosters in het dashboard open blijven.

Functie “helder zicht”

Met deze functie worden de voorruit, de zijruiten vooraan, de achterruit en de buitenspiegels snel ontdooid en ontwasemd (afhankelijk van de auto). Hiermee worden automatisch de airconditioning en de achterruitverwarming ingeschakeld en wordt, afhankelijk van de auto, de elektrische voorruitverwarming ingeschakeld.

Druk op de knop 1, het ingebouwde controlelampje brandt.

Druk op de toets 5 om de werking van de achterruitverwarming te stoppen, het ingebouwde controlelampje dooft.

Afstellen van de ventilatiesnelheid: druk op de knoppen 6 of 10 of schuif met uw vinger in de zone 15.

Om deze functie te verlaten, drukt u ofwel:

- opnieuw op de toets 1;

- een van de knoppen 3.

In- en uitschakelen van de airconditioning

Normaal schakelt het systeem automatisch de airconditioning in of uit, afhankelijk van de weersomstandigheden.

Druk op de toets 4 om:

- de airconditioning activeren (in zone 14 gaat een controlelampje branden).

- de airconditioning handmatig uit te schakelen (het controlelampje in de zone 14 dooft)

Uitschakelen van het systeem

Schakel het systeem uit door, afhankelijk van de auto, de knop 9 of 10 ingedrukt te houden totdat het bericht OFF verschijnt in zone 14.

Achterruitverwarming

Druk op de knop 5, het ingebouwde controlelampje brandt. De achterruit wordt nu snel ontwasemd en de buitenspiegels worden verwarmd (afhankelijk van de uitvoering).

U schakelt deze functie uit door opnieuw op de toets 5 te drukken. De verwarming schakelt na enige tijd automatisch uit.

Met de ECO-modus

- Wanneer u op de knop 16 drukt terwijl de airconditioning werkt, wordt de ECO-modus geactiveerd.

- In de ECO-modus wordt de snelheid en kracht van de airconditioning verzwakt om het brandstofverbruik te optimaliseren.

- Als u de snelheid en de kracht van de airconditioning wilt verhogen, schakelt u de ECO-modus uit.

Wijzigen van de verdeling van de lucht in het interieur

Druk op de toetsen 7 om de gewenste verdeling te kiezen; er verschijnt een bericht in zone 14.

Ø De lucht wordt hoofdzakelijk naar de ontwasemingssleuven onder de voorruit en de zijruiten voorin gevoerd.

½ De lucht wordt hoofdzakelijk naar de ontwasemingsroosters in het dashboard geleid.

¿ De lucht wordt voornamelijk naar de voetenruimtes gevoerd.

Als Ø en ½ tegelijk worden gekozen, kan er in de zomer condens verschijnen op de voorruit. Kies dit daarom alleen in de winter. ½ is bedoeld voor een lichte, aangename luchtstroom.

Als u snel de voorruit wilt ontwasemen, gebruikt u de functie ‘helder zicht’ door op de knop 1 te drukken.

Luchtkringloop

Druk, afhankelijk van de auto of het land, op knop 8 of 9.

NB:

- in de kringloopstand wordt de lucht aangevoerd vanuit de auto en zonder bijmenging van buitenlucht teruggevoerd in het interieur van de auto.

- de lucht circuleert in de auto zonder bijmenging van buitenlucht (als u in een gebied met verontreinigde lucht rijdt enz.) en doet de temperatuur in het interieur sneller dalen.

Handmatig gebruik

Druk op knop 8 of  9 om de luchtverversing handmatig te activeren; er gaat een controlelampje branden.

Bij langdurig gebruik van deze stand kunnen de ruiten aan de binnenkant beslaan of weer aanvriezen. Ook zal het in de auto, door gebrek aan frisse lucht, kunnen gaan stinken.

Schakel deze functie uit door opnieuw op knop 3 of 8 te drukken.

Via de functie Helder zicht kan de airconditioning automatisch inschakelen om de ramen te ontwasemen.

BIJZONDERHEDEN VAN DE AUTO : AIRCONDITIONING