Terug naar de lijst

VOORSTOELEN

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5



Vooruit of achteruit schuiven van de stoel

Trek de handgreep 1 omhoog om te ontgrendelen. In de gewenste stand laat u hem los. Controleer of de stoel vergrendeld is.

Zitting hoger of lager zetten

Beweeg de hendel 2 zo vaak als nodig is omhoog of omlaag.

Rugleuning verstellen

Draai de kartelknop 3 tot de rugleuning in de gewenste stand staat.

Stoelverwarming

Druk, met contact aan, op de schakelaar 4 van de gewenste stoel. Het controlelampje in de schakelaar licht op.

Het systeem regelt met een thermostaat de verwarming en schakelt hem uit, indien nodig.

Voer deze verstellingen uitsluitend uit als de auto stilstaat.

Laat geen spullen op de vloer (bij de bestuurder) liggen. In geval van plotseling remmen zouden deze onder de pedalen terecht kunnen komen, waardoor de bestuurder deze niet meer goed kan bedienen.

Voor een optimale werking van de autogordels moet u de rugleuningen niet te veel achterover zetten.